Marinet Koelman
"Liefde is alles wat je nodig hebt."
Marinet Koelman
"Liefde is alles wat je nodig hebt."
‘Moet ik DAAR in,’ piep ik met een klein stemmetje en staar met afgrijzen naar een kruising van oma’s kanariekooi en een middeleeuws martelwerktuig. In ieder geval was 1 ding zeker, het heeft tralies, ik moet er met mijn hoofd in en een half uur stil blijven liggen voor de MRI.
En ineens gaat bij mij het licht uit en worden alle mensonterende handelingen van het afgelopen half jaar me te veel. Tranen druppen over mijn gezicht naar beneden terwijl ik de impuls onderdruk om als een klein meisje op de vloer te zakken en keihard te gaan huilen. ‘Ik kan dit niet meer, ik wil niet meer’, flitst er door me heen.
Maar terwijl ik omhoog kijk in de strenge blik van de verpleegkundige en aan de verstrakking van haar houding meen te zien dat ze niet blij met me is, hoor ik mezelf zeggen ‘het is ok hoor, u hoeft niet bang te zijn dat ik straks flip en u de machine stop moeten zetten, ik weet dat jullie al achterlopen op het programma.’
Terwijl ik snel in het apparaat word geschoven besef ik me dat ze er niet eens op gereageerd heeft, geen zakdoekje, geen geruststellend woord of aanraking, niks. En een golf van eenzaamheid trekt door me heen. Daar lig ik weer. Alleen in een koud kamertje, vastgebonden in de instructies van roerloos blijven liggen, starend naar de tralies van de kanarie kooi.
En net toen ik eindelijk toe wilde geven aan mijn verdriet merk ik tot mijn schrik hoe een traan zich uit mijn ooghoek een weg baant over mijn huid naar beneden en kriebelt als een malle. ‘Neeeee! Oh neee, ik mag niet bewegen. Maar het jeukt zo. En nu? Zal ik in het alarmbolletje drukken? Nee, doe normaal, je beloofde haar dat ze niet hoeven te stoppen, je kan dit.
Doe net alsof het een zachte aanraking van jeroen is. Even lukt het maar dan dringt het gekriebel weer keihard door in mijn brein. ‘Aaaargh nee, hoe lang nog? Je hebt net 2 minuten gehad, dus nog 28. Oef. Negeren, negeer de kriebel, tel je adem. 1,2,3... Aaaah wat een lawaai maakt dat apparaat. Richt je op het geluid, misschien helpt dat. Helpt niet. Hoe lang nog? 25 minuten? Oh wat lang, ik kan dit niet! Rustig.Tel je adem 1,2,3. Aaargh nog een traan uit mijn andere oog. Oh nee, voel ik nou een paniek aanval opkomen? Nee toch? Ademen! Wacht, probeer een ontspanningsoefening: ontspan je voeten, enkels, kuiten. Lukt niet!! Wat kriebelt die traan, ik wil krabben! Gotver!! En ineens word ik boos ‘ze hadden me toch wel even een zakdoekje kunnen geven, zij zijn toch verdomme de hulpverleners! Een beetje menselijkheid is toch niet te veel gevraagd?!
Ik ben helemaal klaar met het braafste meisje van de klas zijn, ze zakken er maar in.’ En in mijn geestesoog ruk ik de kanariekooi van mijn hoofd en wacht ik ook niet tot ze de machine stop zetten, rot op met je kut alarm belletje, ik wil er nu uit! De optie serieus overwegend besef ik me dat ik dan weer helemaal opnieuw moet beginnen, want ik wil de uitslag en dus kies ik ervoor om braaf te blijven liggen.
‘Hoeveel minuten nog? Tel je adem, 1,2,3,4,5, kijk gaat best goed. Ontspan je voeten, enkels, kuiten. Oh mijn god wat een vreselijk geluid. Het lijkt wel oorlog. Dit is toch niet normaal. Stel je voor dat ik een oud dammetje ben die de oorlog meegemaakt heeft? Hier moet iemand je toch in begeleiden? Ik heb verdomme kanker, de dood heeft me in de ogen gekeken en ik lig hier in een soort lijkenkist, met mijn hoofd in een kanariekooi.
Als je niet claustrofobisch bent dan word je het wel. Niet aan de dood denken, denk aan de zee. Zee zee zee. Hoe lang nog? Ik ben toch wel al over de helft? Ademen. 1,2,3 hoe gaat het met die traan? Lijkt wel opgedroogd nu.’
En ineens word ik uit de kist getrokken en de kanariekooi omhoog geschoven. Ik ben klaar.
Ging eigenlijk best snel.
‘Hoe ging het, vraagt een verpleegkundige. ‘Ja goed, viel best mee’, hoor ik mezelf zeggen. Ging best goed? Serieus?! Niets verwarrender dan een vrouw zegt mijn lief altijd.
(deze ervaring is een subjectieve momentopname en staat naast veel goeie ervaringen met lieve, kundige top verplegers. Ben heel blij met AVL)
Marinet
Als de dood ineens in je huiskamer staat worden alle inwonenden gestript tot hun naakte wezenskern en kom je te rusten in wat ‘het tikken van het thuisklokje’ waarlijk betekent.
Het enige wat overblijft is liefde.
Liefde in al haar uitdrukkingsvormen.
Liefde als waarheid.
Liefde als leidraad.
Liefde als medicijn.
Liefde als diepe koestering van mijn kwetsbare menszijn.
Wonderlijk toch dat, tijdens de diepste donkerste dageraad, de liefde
oogverblindend oplicht en je een life line toewerpt in vele vormen.
Heb je enig idee wat je me hebt gegeven met zoiets kleins? Heb je enig idee wat het betekent voor een patiënt om ook weer even als mens gezien te worden? Temidden van alle artsen die in mij vooral de ziekte zien die ze gaan behandelen of de bijwerkingen die ze willen tackelen en daarbij vaak vergeten dat er ook nog een mens zit in die ziekte. Ik leerde al heel snel dat als een arts vraagt hoe het met me gaat, ze daarmee niet bedoelen dat ze dat écht willen weten, in de tien minuten die ze voor me hebben. Ik beperk me nu dus tot ‘ok’ of ‘best ok’, en dat gaat ook.
Begrijp me niet verkeerd, ik heb veel respect voor een ieder die het alleen al voor elkaar krijgt om zo lang te studeren om arts te worden. En ik begrijp ook dat de reguliere geneeskunst ervoor kiest om genezen te isoleren tot slechts het lichaam omdat dat is wat de meeste zoden aan de dijk zet volgens de wetenschappelijke onderzoeken. En door deze behandeling te accepteren ben ik daar mee akkoord gegaan, dus ik wil daar niet over zeuren. Maar dat neemt niet weg dat je overgeven aan een behandeling is als blind springen op een rijdende trein vol witte jassen en het enige wat je kan doen is hopen dat je het overleefd. Dit brengt je diepste gevoelens rondom kwetsbaarheid en controle verlies naar boven. En 1 ding doen we dan allemaal in meer of mindere mate, we verdwijnen een beetje en wachten tot ‘ze’ klaar zijn met ons lichaam zodat we weer tevoorschijn kunnen komen en zelf het heft weer in handen mogen nemen.
In deze staat stond ik bij jou in de rij van het ziekenhuis restaurant. Ik had net een nare ervaring gehad met een MRI (zie vorige post), toen je me met je lieve ogen lachend aankeek en ‘hey’ zei alsof je me kende. Ik had de neiging om achterom te kijken. ‘Huh, heeft ze het tegen mij?’. ‘Je haar is weer flink gegroeid he,’ ging je door. En terwijl ik langzaam wakker werd uit mijn ziekenhuis-apathie, babbelde jij vrolijk door. Het kostte je totaal geen moeite. Je had me blijkbaar al eerder gezien. ‘Die stekeltjes stonden je ook geweldig trouwens. Je bent gewoon een prachtig mens.’ En langzaam heb ik het gevoel alsof ik weer terugkeer, alsof ik van een zwart wit tekening die alleen nog maar bestaat uit de omtrek weer kleur krijg, ingevuld word, teruggeroepen word.
Het deed me zo goed!
Simpelweg doordat jij me zag.
Niet de patiënt,
niet de ziekte,
maar mij,
Marinet mij.
Je bent mijn Heldin van de Dag. En ik ga het je maandag, als de laatste week radiotherapie begint, zeggen ook.
@maakhetverschil
@geefeenseenlachcadeau
@gezienworden
Terwijl ik uitgevloerd op de behandeltafel lig, raken de zachte handen van mijn masseuse Annemarie mij zorgvuldig aan. Het raakt me, aangeraakt worden zonder dat het het doel dient van genezing. Aangeraakt worden met zachtheid ipv de koele handen van geneesheren en vrouwen die in gevecht lijken met mijn lijf. En even zijn het de handen van een liefhebbende moeder en ik voel hoe ik in haar denkbeeldige armen zak. Dieper in mijn lichaam zak.
En plotseling popt de ‘misprik’ herinnering omhoog en zie ik mezelf weer stoer zitten in het ziekenhuis bed terwijl een jonge verpleegkundige mijn chemo infuus probeert te prikken en driftig heen en weer stoot om een bloedvat te vinden terwijl de vlekken in haar nek roder en roder worden. ‘Geeft niks, joh, probeer het nog maar eens,’ hoor ik mezelf met een vrolijk gezicht zeggen. Ach ja, dat arme kind. Na nog een poging word er een andere verpleegkundige gehaald die ook mijn beide armen ontsiert met de nodige gaten. ‘Ach ja, iedereen moet het een keer leren he,’ zeg ik met een nog steeds vrolijk gezicht. Niks aan de hand, zielig voor die meiden, ik ben sterk. En ook nummer drie prikt een me-tootje in mijn aderen voordat er uiteindelijk een prikgoeroe bijgehaald word die behendig en grappend een keurige prik maakt. ‘Driemaal of nou ja viermaal een scheepsrecht,’ hoor ik mezelf nog zeggen, samen lachend.
En ineens lig ik hier, luttele maanden verder en moet ik er alsnog om huilen. Ineens voel ik me zielig. Het deed verdomde zeer. En al die andere prikken en biopten en al dat mensonterende gehufter in en aan mijn lichaam ook! En daar is ie. De uitgestelde emotie. Een klassieker.
Tijdens de behandeling houden we ons sterk en alert op wat er komen gaat. Ga ik dit geintje overleven? Welke onverwachtse bijwerkingen krijg ik nog meer? Blijvende schade? Welke nieuwe diagnose of bijstelling van het behandelplan komt er nog meer? Koorts? Virus? Neuropathie? Ingedroogde lymfebanen? Oedeem? Nieren niet ok? Bloedwaardes te laag? Kapotte huid? Slaat chemo aan? Gendrager? Amputatie?
Al onze energie gaat naar wat ons lichaam het beste doet; overleven. En zo moet dat ook. We moeten door. Emoties dan maar op de waakvlam. Tot de behandeling stopt, de wind is gaan liggen en het stof neerdaalt. En dan komen de ‘uitgestelde emoties’ en mogen we huilen of kwaad worden zodat we kunnen verwerken wat ons is overkomen. En des te meer we onszelf dit toestaan, des te meer word ons lichaam weer van ons.
Ook als de omgeving verwacht dat ‘we er weer zijn’. En dat ‘we ons leven weer oppakken.’ Eerst komt het natraject van emotionele en geestelijke verwerking,’ zegt mijn massage Annemarie.
Instorten mag. Instorten in deze vergt moed en maakt uiteindelijk sterk. Het maakt de wonden zacht, spoelt alertheid weg en maakt plaats voor vertrouwen. Nieuw vertrouwen in het leven, het lichaam en het zelf wat nooit meer het zelft zal zijn.
Marinet
Buzzzzz... buzzzz... buzzzz...
Ik herinner me het geluid van de tondeuse nog als de dag van gister. De lieven van mijn leven schoren om beurten een stuk van mijn haar, als ware ik een militair, klaar voor de aftocht naar het slagveld. Ik vond het eng maar ook wel mooi. In het boeddhisme is haren afscheren een symbool van het overgeven van de eigen wil aan de wil van ‘het grotere’. Voordat ik aan de chemo begon had ik nog het idee dat ik deze missie met militaire precisie kon tackelen. Helaas belandde ik al tijdens mijn eerste chemo met vier poten in lucht, kon ik me alleen boeddhistisch overgeven en hopen dat de ‘wil van het grote’ mij goed gezind zou zijn. Vechten tegen kanker bleek misplaatst dus legde ik mijn wapens neer, tesamen met mijn lange lokken, als een echte boeddhist Bleek dat ik, vanuit westers oogpunt dan weer wèl hot was. HOT in de zin van trendy. Bij de trendlopers heet mijn kapsel een buzz-cut. Genaamd naar het geluid van de tondeuse en gedragen door menig hotterig hotemetootje. Maar HOT in de zin van sexy? Oef. Dat was nog even een dingetje. Ben ik nog vrouw met dit monniken kapsel?
Lange haren zijn al sinds jaar en dag symbool voor vrouwelijkheid. Kijk maar naar Tina, mijn barbie. Haar lange prinsessenharen betoverde mij als meisje en eindeloos kamde ik de zilveren, wuivende lokken terwijl ik wegdroomde in mijn sprookjes fantasieën. Tot ik kapper aspiraties kreeg en Tina met mijn schaar onder handen nam. Horror!! Tina’s haar bleek uit 1 groot gapend gat midden op haar hoofd te komen, en stond recht omhoog! Lelijk!! Magie verbroken. Damaged goods. Tina belandde in de prullenbak met haar gekortwiekte haar. ‘Als ík maar niet ook in de prullenbak beland,’ dacht ik een paar maanden terug. Al die mooie, loslopende, wuivende barbies in de gezonde wereld die mijn lief klokkend omringen. Daar kan ik in mijn donkere ziekenhoek niet tegenop.
De lijn tussen de kracht van kwetsbaarheid en het gevoel van machteloze vernedering is soms dun. Als je kanker hebt nog dunner.
Haren afscheren is in onze geschiedenis ook vaak een daad van vernedering geweest. Het afnemen van de menselijke eigenheid en denigreren tot een nietsig iets. Bah. Ik voelde me ook menigmaal vernederd door de behandeling die ik moest ondergaan. In je halfblote lijf koude ruimtes inlopen waar gehandschoende mensen je in apparaten schuiven, naalden in je stoppen, in je snijden, chemo in je laten lopen omdat zij beter weten wat goed voor je is dan jij. Als een kind. Geen wuivende haren of mooie kleren om je achter te verbergen. En zo voelde de boeddhistische handeling van het kaal geschoren hoofd niet altijd als een opening tot verlichting en verwarde ik er een poosje lekker op los. Overgeven als een boeddhistische monnik? Vechten als een militair? Huilen als een van eigenheid ontdaan slachtoffer?
In het diepste donker gebeurde echter wat ik in alle zelfhulpboeken had gelezen. Het vrouwelijke ín mij bleek onaantastbaar. Sterker nog, het werd sterker. Iedere keer als mijn lief mij opraapte als ik viel, iedere keer als ik de warme liefde in zijn ogen weerspiegeld zag werd het een beetje sterker. Door ontvangen te worden in mijn kwetsbaarheid vond ik mijn échte vrouwelijke kracht.
En toen ik halfnaakt de koude ziekenhuis ruimte binnen liep om mij in het apparaat te laten schuiven voelde ik mij geen machteloze, kale kankerpatiënt, ook geen boeddha of militair maar een stralende, zachte ubervrouw die de super de luxe behandeling krijgt die ze verdiend. Ik rechtte mijn rug, wiegde mijn heupen en voelde me trots in mijn naakte, kale vrouw zijn. Een door het leven getekende vrouw maar daar door meer vrouw dan ik me ooit gevoeld had toen ik me verstopte in de perfectie van mijn maatschappelijk uniform.
I am not my hair, I am the soul that lives within’, zingt India Irie. You’re damn right. Mijn sexy is niet afhankelijk van mijn wuivende haar. Mijn sexy zit in mij. In mijn warme bloed, in mijn kloppende hart, in mijn lekkere allesheid. Vraag maar aan mijn lief.
Ik ga mijn haar geloof ik weer afscheren, maar ditmaal als statement.
Ik ga het vrouwelijke uniform van de maatschappij voorlopig nog niet dragen. En we gaan de barbies met kale hoofden zeker niet in de maatschappelijke prullenbak gooien.
Een vrouw is meer dan haar haar, haar borsten en de perfecte maten.
Lang leve de door het leven getekende vrouw.
Lang leve de amazones.
Lang leve de buzz-cut.
Lang leve de sexy in mij.
Lang leve de boeddhistische militair die vrede vond ten tijde van het afscheren van haar haar en het afleggen van haar wapens.
De vrouw die zichzelf vond in de ogen van haar lief.
Zit ik dan met mijn snotterig ellendig hoopje zelf op de bank terwijl heel nederland verrukt zonnestralen opneemt en blij in de rondte gilt. Voel me van de verdrietigemans, terwijl het juist goed gaat. Ken je dat? Ik huil terwijl je zou denken dat ik zou moeten lachen. Drie keer goed nieuws. Eerst bleek de tumor niet meer te zien op de scan. Vervolgens kon daardoor de amputatie geannuleerd en werd het een borstbesparende operatie (jeej, jaaah, ole, de meiden zitten er nog!). En vervolgens werd er tijdens de operatie geen kanker gevonden in mijn klier waardoor het hele lymfecircus niet verwijderd hoefde.
Je zou zeggen ‘reden voor een feessie, Koeman’. Maar Nee, Koeman huilt en de wereld huilt ff niet meer mee. De wereld draait door, danst en wil dat ik mee dans om de goeie uitslag te vieren maar ik wil niet, ik kan niet. En de gillende zon en dansende in de glori-ja mensen maken dat het alleen maar donkerder lijkt in mij. Ik denk dat het ons vaak eenzaam maakt als we iets meegemaakt hebben wat zo heftig voor ons was dat we het niet in 1 keer kunnen bevatten. Alles gaat weer door maar van binnen staat het nog stil.
Ik lig van binnen nog onder de kanker guillotine. Mijn blik kan en mag ontspannen maar is nog steeds strak gericht op de kaars die onder de guillotine brandde. Terwijl het lot anders bepaalde, een levenswind het vlammetje uitblies en het ergste gevaar geweken is. Maar wat doe je als je ineens vrij bent? Je springt niet van het cachot en gaat door met leven alsof er niks gebeurt is. Dan komt de spanning eruit. Dan voel je je als een aangereden hert die de naar binnen geslagen schrik er eerst eens uit moet trillen of in mijn geval huilen. Dan wil je de gordijnen dichttrekken en onder een dekentje diep te rusten gaan.
Ik heb respect voor dit mechanisme. Ik denk dat we gebeurtenissen die ons diep raken nooit in 1 keer kunnen verwerken. Dat zou te overweldigend zijn. We moeten al onze energie in eerste instantie gebruiken om te overleven. En vervolgens geeft het leven ons telkens als we weer wat sterker zijn een hapje om te verteren. En soms duurt dat lang, soms zijn we een jaar verder en huilen we nog. En zijn we ongeduldig omdat we vinden dat we nu toch weer mee zouden moeten doen met de horlepiep van het leven. Maar we hebben er niet zoveel over te willen en wijzen en dwingen. Alles op zijn tijd. Verwerking is laagje na laagje na laagje, gaat in zijn eigen tempo en pas als overleven voorbij is. En wij hebben ons daar aan over te geven. Dus dans ik nog even de dans van mijn snotter en kwijl, want dat hoort er ook bij. Dat maakt dat ik verwerk en des te beter ik verwerk des te draagkrachtiger mijn levensdans weer wordt.
Marinet Koeman
We gaan voor genezing, zei mijn oncoloog bij onze tweede afspraak. Mooi dacht ik, dat klinkt als ‘pilletje erin en opgelost’. Daar houd ik van. Even doorzetten en dan kan ik weer door met mijn echte leven. Vandaag begreep ik echter dat ik de verlossende woorden ‘je bent genezen’ nooit zal gaan horen. En dat ik nooit door zal gaan met mijn echte leven. Dít is nu mijn leven. Het enige wat momenteel nog zichtbaar is op de scan is een klier in mijn oksel. Ik ben één van de gelukkigen bij wie chemo zeer goed aanslaat. En ik begin langzaam te geloven dat ik ga genezen. ‘Dus het is weg?’, vroeg ik mijn oncoloog hoopvol. ‘Dat kan, maar hoeft niet, het is in ieder geval kleiner dan een halve centimeter’, zei ze. Aha (stil) ‘En opereren jullie daarna alles weg?’ ‘Dat kan, maar garanderen kunnen we het nooit helemaal en bla bla,’ zei ze.
Aha (stil)
En ineens besef ik me dat ze me nooit de verlossende woorden ‘je bent genezen’ zullen geven. Er kunnen altijd micro kanker cellen ergens in het bloed of lymfeklieren rondzweven die niet gezien worden op scans. En deze kunnen altijd weer gaan groeien. Ik ben veroordeeld tot levenslang leven met kanker. Tot leven met de angst dat het terug komt. Tot leven met de bijwerkingen van de behandeling. Net als een verslaving, je blijft altijd een verslaafde ook al gebruik je niet. Ik vermoed dat dat met kanker ook zo is. En ik weet niet of dat erg is. Ik zal een Marinet 2.0 uit de kast moeten gaan trekken in mijn nieuwe leven. Ach, zei mijn vader vanmiddag ‘een beetje minder gas geven is wat jou betreft helemaal niet verkeerd.’ En hij heeft gelijk. Ik ga mijn leven anders inrichten. Ik ga de randvoorwaarden van een leven waarin kanker zich kon gaan ontwikkelen veranderen en meer kan ik niet doen.
Bovendien heeft iedereen kanker en word dit ook succesvol door het lichaam schoongemaakt. We krijgen allemaal elke dag kanker en genezen er ook weer van. We zijn allemaal terminaal en hebben alleen de zekerheid van dit moment om levenslang van te genieten.
Dus...
Ik ga voor Marinet 2.0 Genezen EN levenslang nu genieten.
Ik krijg vaak te horen dat ik zo sterk ben en met mijn houding de strijd tegen kanker wel zal winnen. Alsof de oorlog is uitgebroken. 🎺 Alsof er een onzichtbare vijand in mij zit die ik kan overwinnen. Wat een onzin. Ik ben sterk, niet omdat ik vecht tegen kanker. Ik geloof niet in vechten tegen kanker (niet in het minst omdat je mensen die overlijden diskwalificeert als verliezers). Nee, ik ben sterk omdat ik op mijn rug lig met alle vier mijn poten omhoog. Ik geef me over. Witte vlag. Laat maar komen wat er komt.
Toen ik oog in oog met de diagnose kanker kwam te staan scande mijn instinct in een flits wat mijn leven bedreigde en erkende in kanker haar meerdere. Ik ben een vechter en je tegenstander inschatten is het halve werk, geloof me. Je gaat niet vechten tegen iemand die vijf keer je gewicht is en een wasbord heeft waar je je handen op stuk slaat . Duh! Ben geen gekke Gerrit. En als dat betekent dat je vrienden moet sluiten met de dood, dan doe je dat. Als we vechten, onszelf wapenen en hard maken breken we sneller. Kijk maar naar iets wat bevroren is tegenover een rietstengel die meebeweegt in de storm. Bovendien heeft oorlog ons nog nooit iets opgeleverd.
Als we ons overgeven, meanderen we mee met de levensloop van de natuur. En die is zoveel grootser en krachtiger dan wij zijn. We verliezen minder energie en ondersteunen hiermee ons lichaam in dat wat die al eeuwen het beste doet: overleven.
En het enige wat ik kan doen is in diep respect voor de loop van het leven hopen dat het me genadig is. En zo niet dan niet.
Marinet Koeman
Kanker krijg je samen. Misschien is het soms zelfs zwaarder voor mijn lief dan voor mij. Zoals vriendin Annemarie zo treffend zei ‘het is gemakkelijker zelf in de dakgoot te lopen dan toe te kijken hoe je geliefde daar loopt.’ Alle vormen van machteloosheid zijn vreselijk. Hakken erin. Slaan naar binnen. Machteloosheid traumatiseert. Is gewoon kut.
Ik weet nog hoe mijn lief keek toen de grote biopt naald voor het eerst in mijn borst verdween. En nog een keer. En nog een keer. En hij stond bij mijn voeteneinde, als een malle over mijn voet te wrijven, met van die donkere ogen. Dezelfde ogen die hij had toen onze zoon geboren werd. Erbij staan. Ernaar kijken. Niets kunnen doen. Het zo graag van me willen overnemen ogen. Ik vind het zo erg ogen. Maar ook ‘als jullie maar 1 ding verkeerd doen waardoor ze nog meer pijn heeft, sla ik de hele boel kort en klein’ ogen.
Kanker krijg je samen. Je kunt het niet alleen en ook niet met zijn twee. It takes a community to raise a child, zeggen ze. Ditzelfde geldt ook bij ziekte. Als wij het niet samen redden zijn er Martijn, Tamara en Angelike in onze EHBK (eersthulpbijkanker) kring en heel veel anderen die voor ons koken, bloemen, kaartjes, cadeautjes en ontzettend veel lieve opbeurende voice-apps sturen. Een heel netwerk om ons op te vangen mocht ik uit de dakgoot vallen en Jeroen net bezig is alle ballen hoog te houden.
Marinet Koeman
Sinds ik kanker heb ontvang ik veel hulde en applaus over mijn ‘positieve denken’. Laat ik nou helemaal geen aanhanger zijn van deze gruwelijke, ontzettend mensonvriendelijke hype. Gouden bergen en ultiem geluk worden je voorgehouden als je ‘positief denkt.’ Wat een gelul. Jezelf voorliegen heeft nog nooit geleid tot geluk. Je bent vooral ontzettend onaardig voor jezelf door niet te mogen zijn wie je bent. En het is bovendien ook nog eens ontzettend irritant. Het maakt je nep en het sluit mensen buiten omdat jij je kwetsbare menselijkheid niet laat zien.👼🏼
Mijn lief legt het op zijn eigen, heerlijke mannen manier uit: ‘positief denken is als het planten van een bloem op een stronthoop, het blijft evengoed stinken.’
Wat is er bovendien mis met negatief denken? Ben al jaren fan van die van mij. Het levert me dingen op. Toen ik hoorde dat ik kanker had ben ik flink negatief gaan denken. Dit baande nieuwe paden. Er ontstond een nieuwe innerlijke tomtom die me helpt manoeuvreren. Misschien ga ik wel dood? Wat als de kwaliteit van mijn leven blijvend verandert door chemo, wanneer stop ik behandeling? Stel dat mijn man me niet meer aantrekkelijk vind als mijn borst geamputeerd word? Wat als mijn oncoloog mijn wensen niet respecteert?
Ik geloof dat negatieve gedachtes een functie hebben, ze bereiden ons voor op wat komen gaat en helpen met verwerken mocht de toekomst er plotseling anders uit gaan zien. Het is een oeroude biologische kracht die ons sinds jaar en dag probeert te behoeden. 🦍
Dus heel lief al dat applaus over mijn positieve denken maar ik denk vooral realistisch. Ik hou van mijn negatieve gedachtes en van mijn positieve gedachtes en dan word je vanzelf positief, ook als je negatief bent.
Marinet
Samen huilen is vet. Als je het lef hebt. Als het je lukt om je hoofd ervan te overtuigen dat het mag.
Gisteravond lukte het ons. We huilden samen. In elkaars armen. We gaven ons over aan de taal van ons lichaam. Het schokken van de buiken. De instinctief opkomende geluiden. Het diepe ademen. Als eb en vloed. Onze lichamen die samen bewogen in een verlangen naar ontlading. Het leek een dans. Het leek vrijen. Vrijen met pijn. Overgeven aan machteloosheid en thuiskomen in Leven.
Dit is wat mij kracht geeft. Elke keer als ik het niet meer zie zitten ga ik niet vechten, maak ik me niet sterk zodat ik door kan gaan. Nee. Ik geef me nog meer over, ik huil en dans met het verlies, ik accepteer en maak vrienden met alles wat me angst aanjaagt. In de armen van mijn lief. En dan komt het elke keer weer goed.
Uit de bundel: Vechten is vermomd verdriet.
Marinet Koeman
K.v.K: 82963398
Gevestigd te: Egmond-Binnen
Bank: NL55RABO0369589726
2024 - webdesign: www.michelgrolle.nl